HISTORIEPENNIGEN - HISTORICAL MEDALS - HET UITTREKKEN VAN 12 COMPAGNIEËN 1674 Amsterdamse stadsoldaten boven wapenschild ONS HERT EN HANT IS VOOR HET LANT. Kz. Willem III op steigerend paard WILHELMVS III D C PRINC AVR C NAS.DPR 1706; De Vries - De Jonge pl IX no. 6.Dit uiterst enigmatische type verschijnt voor het eerst in de numismatische literatuur in 1829; De Vries en De Jonge publiceren een exemplaar uit de 'keurige verzameling van Gedenkpenningen van Carel Willem Esdré'. Een verdere herkomst wordt echter helaas niet gegeven. Het eerste exemplaar dat wij hebben kunnen traceren, stamt uit de collectie van Hoogwelgeboren heer Baron C. J. M. Du Bois van Vroylande van Nevele, één jaar eerder geveild te Antwerpen. Dit exemplaar, zilver en eveneens 28 gram van gewicht, word door notaris F.J. Van Dael op 3 november 1828 als kavel 1162 verkocht voor 7.5 gulden. Mogelijkerwijs betreft het hier het aangeboden stuk. Helaas is de winnende bieder ons onbekend; gezien de overeenkomstige tijdspanne valt Esdré als mogelijke koper aan te wijzen. Bij het veilen van diens collectie in 1842 kwam echter alleen een koperen, hoogstwaarschijnlijk later vervaardigd, exemplaar ter veiling. Sedert 1880 eveneens niet eerder door ons verhandeld, met uitzondering van een koperen galvano in veiling 346.
Reeds in 1829 bleek het een lastig te duiden stuk; de afbeelding op de keerzijde is terug te voeren tot van Loon III 51.2 en is van gelijke grootte, behoudens de bijgezette krans. Het tweetal soldaten en hun kampement op de voorzijde deden De Vries en De Jonge vermoeden dat het mogelijkerwijs een penning is op het uittrekken van 12 compagnieën stadssoldaten naar Breda in dat jaar. Deze compagnieën waren tijdens het rampjaar gevormd, maar waren in 1674 in de stad overbodig gebleken. Op verzoek van stadhouder Willem III werden zij echter niet ontbonden, maar naar Breda en Heusden gestuurd. Ons inziens is er echter geen eenduidig bewijs voor deze toeschrijving. Opmerkelijk is ook het opschrift op de voorzijde, hetwelk eerder op de beloningspenning voor de Amsterdamse schutterij na het beleg van 1650 wordt gebruikt.
Gezien het verschil in stijl tussen de voor- en keerzijde en de algehele ruwere afwerking lijkt het hier gepresenteerde type ons inziens 18e-eeuws en waarschijnlijk vervaardigd met het oog op de verzamelaarsmarkt. Dergelijke stukken, dikwijls vervaardigd om een bepaald historisch gat in de penningreeks op te vullen, zijn veelal echter duidelijk te koppelen aan een gebeurtenis of persoon. Zo liet de 18e-eeuwse verzamelaar Andries Schoemaker bijvoorbeeld de befaamde plaquette op het aanbieden van het smeekschrift aan Margareta van Parma maken, omdat het volgens hem een gemis was dat daar geen penning van bestond. Een dergelijke verbintenis is voor dit hoogst curieuze en zeldzame stuk echter niet te vinden!AR plaquettepenning 41.2 mm. 27.92 g. RRRR. Sedert 1880 niet eerder door ons verhandeld. Ontluchtingsgaatje, rand iets rommelig. Vrijwel prachtig